ikmaakmezorgen.nl Plan Perkpolder, Door Ir. W.B.P.M. Lases Vanaf 22 maart 2010 ligt de Startnotitie Milieueffectrapportage Aanpassing waterkering Perkpolder ter visie. Het gaat er om hoe uiteindelijk de nieuwe dijken in het plan er uit gaan zien, wat er aan dijken verdwijnt en wat de invloed is op de omgeving. De eigen bevolking moet met de landbouw verdwijnen in deze voor Zeeuws-Vlaanderen zeldzame middeleeuwse polders, in ruil voor vaag gedefinieerde natuur en recreatie met hoegenaamd geen onderbouwing van de (economische) haalbaarheid.
Laten we de drie onderdelen eens bekijken. 2. Terp. Het oude veerplein wordt verder opgehoogd, waarop een nieuw dorp is geprojecteerd. Een interessante en middeleeuwse gedachte. In de middeleeuwen trokken we ons terug op vliedbergen c.q. terpen. Naarmate er meer hinder ontstond door het regelmatiger voorkomen van hogere waterstanden, ging men over tot bedijking. Hoe hoger, hoe langer je bedijking of amovering van het dorp uitstelt of de vervanging van de auto op de parkeerplaats door een roeiboot. Heeft men de problemen rond Mont St.Michel vlak voor de kust van Frankrijk, dat met een weg verbonden is met het vaste land (hier de provinciale weg), wel goed bestudeerd? Is deze duurzame klimaatbestendigheid, niet hetzelfde idee als het onzinkbaar verklaarde luxe passagiersschip, de Titanic, in der tijd, waar de waterkerende schotten uiteindelijk toch niet hoog genoeg bleken te zijn? De mens zich hier boven de natuur i.p.v. onderdeel van die natuur. De realisatie is éénmalig. Latere aanpassingen, zoals een hogere ligging, zijn schier onmogelijk. Niet duurzaam klimaatbestendig. En de eeuwenlange ervaring van de huidige bewoners, die dus niet voor zo’n terp kozen, wordt van achter de tekentafel teniet gedaan. 3. Golfoverslagbestendige waterkering. “Het waterrijke landschap in de westelijke Perkpolder staat op de lange termijn de mogelijkheid van een waterkeringszone niet in de weg. Bij een waterkeringszone wordt de dijk op de kruinen aan de binnenzijde erosiebestendig gemaakt. Overslaand water bij een superstorm zal de veiligheid in dat geval niet in gevaar brengen.”, aldus de start-MER. In die westelijke Perkpolder wil men de poldergrond gaan gebruiken voor de eerder vermelde doeleinden. Het gebied komt lager te liggen. Er komt een brak waterland, dat met zout water uit de oostelijke Perkpolder wordt gevoed. In het westelijk deel komt een groot contigent aan dure vrije tijdswoningen op terpen. Daar tussendoor loopt een golfbaan, is kanovaren mogelijk, etc. Het bestendig maken van de kruinen en het binnentalud van zeedijken kan in principe voor alle dijken en heeft niets te maken met een andere bestemming van het gebied, of dient het ter geruststelling van de eigenaren van de vakantiewoningen? De terpen moeten dan ook erosiebestendig worden aangelegd tegen het mogelijk kolkende overstromende water. Het idee om hier binnendijkse brakke natuur te willen realiseren zonder enige noodzaak, terwijl bekend is, dat in deze polder zoete kwel is, maakt de aantasting van deze middeleeuwse polder bizar. Daarnaast kost het onderhouden van de greens van de golfbaan, gesitueerd in een binnendijks aan te leggen brakwater natuurgebied, buitensporig veel zoet water en staat op gespannen voet met zijn omgeving. Bovendien zal dit consequenties meebrengen voor de waterhuishouding van de aanliggende Noordhofpolder en een versterkte afroming van de zoetwater buffer kunnen veroorzaken. Het op deze wijze op de schop nemen van het landschap kent alleen negatieve aspecten. De recreatie zal heel wat moeten opbrengen voor de regio, wil men dit kunnen vergeten. De golfoverslagbestendigheid heeft niets uitstaande met klimaatbestendigheid of klimaatbuffer, maar is een algemene ontwerpkeuze. Mocht gemeend worden dat daar dan een grotere overstromingskans toegestaan kan worden, vanwege het toelaten van een waterbuffer in de westelijke Perkpolder, dan is dat evenzeer een voorbeeld van een verminderde veiligheid, nu voor de aangrenzende Kivietpolder en Noordhofpolder. Landbouw en zoutgehalte. In de start-Mer wordt beweerd dat het zoutgehalte (i.c. chloridegehalte) van het open water in het plangebied van honderden hectares hoger is dan 3000 mg/l. Daarnaast zou de grens tussen brak- en zout grondwater (10.000 mg/l) variëren van N.A.P. en N.A.P. – 0.50m. Wil landbouw goed mogelijk zijn dan moet het chloridegehalte onder 500 mg/l liggen. Hier spoort iets wezenlijks niet. Hoe, wat en waar is er gemeten? In de Noordhofpolder komt bv. het verzilte water pas voor op diepten tussen N.A.P. – 4m en N.A.P. – 14m, terwijl een bron voor beregening slechts 152 mg Cl/l bevat. Er zijn in die polder zes bronnen, die op vijf meter diepte horizontaal het zoete water winnen. Deze praktijkgegevens stroken dus niet met de gegeven waarden in de start-MER. Al deze grond is al meer dan acht eeuwen landbouwgrond. De waarden in de start-MER geven een ondeugdelijk en misleidend beeld. De overheid is aansprakelijk voor een gedegen monitoringsysteem om de schadeontwikkeling te volgen en die zal er zijn. De start-MER getuigt hier niet van. In de MER dient een gedegen analyse te worden opgenomen. Natuurcompensatie. Het plan voorziet in 75 ha. natuurcompensatie als onderdeel van de 600 ha., zoals afgesproken in de Scheldeverdragen. Het gaat om compensatie van laag dynamische estuariene natuur. Hoewel het voor de hand ligt en heel goed mogelijk is deze compensatie in de Westerschelde zelf uit te voeren, blijkt hierop een, wetenschappelijk gezien, onbegrijpelijk en dogmatisch veto van het directoraat Natuur van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de natuurorganisaties te bestaan. Ondanks het feit dat compensatie in de Westerschelde veel dichter bij de dynamica van de verschuiving in estuariene natuur staat dan tekentafelnatuur op poldergrond. Gelijkwaardige compensatie is altijd te prefereren en dient in de MER te worden opgenomen. Tevens blijkt bij de tweede verdieping slechts ca. 20 ha. laag dynamische estuariene natuur verloren gegaan te zijn aan diepere estuariene natuur. De andere 60 ha., die verloren gingen, werden op natuurlijke wijze hoog schor (MOVE-10 rapport). In dit plan kan, als men dan persé land wil opofferen, heel wel genoegen genomen worden met de 20 ha. van de oostelijke Perkpolder, waardoor de dijkenstructuur het minst wordt aangetast en er geen sprake is van overvragen. De Hedwigepolder hoeft dan ook niet ontpolderd te worden. Dit zou als variant dienen te worden meegenomen. Hoewel in de start-MER wordt opgemerkt dat met dit plan geen sprake is van significante negatieve effecten op beschermde habitats en soorten in het Natura 2000 gebied Westerschelde, hoort het hier echter te gaan om de enorme schade aan de huidige natuur in de polders. Daar wordt wel heel gemakkelijk over heen gegaan. Een gedegen analyse ontbreekt. Inmiddels is in verband met dit plan al een schuur geamoveerd, waarin vleermuizen huisden. Deze soort is beschermd. Geen protest van de natuurorganisaties. Met hoeveel maten wordt hier gemeten? Zeker lijkt wel dat in de nieuwe natuur de gans de kwantificerende (overheersende) soort zal zijn. Een enkel geconstateerd broedgeval van de bontbekplevier en de strandbekplevier als kwalificerende broedvogels in het gebied van de Westerschelde en Saeftinghe, zoals aangegeven, kan toch niet bepalend zijn voor de vernietiging van middeleeuwse polders! Hoe selectief en elitair is het denken over natuur? Cultuur-historische waarden. De start-MER geeft aan “dat de landschapsstructuur is bepaald door de agrarische geschiedenis en de recente inpolderingen”. De meest recente polderaanleg in het plangebied dateert van acht eeuwen geleden en zijn altijd polders gebleven. Deze middeleeuwse polders zijn hier een zeldzaam bezit. Het gaat hier om oud Cistercienzer-domein en later Nassau-domein. Bij het gehucht Noordstraat zijn mogelijk pre-historische grafmonumenten aangetroffen. Een eerste onderzoek was veelbelovend. Deze grafmonumenten kan men ook in de Perkpolder tegenkomen. In de Noordhofpolder heeft ook o.a. de middeleeuwse grangia de Noordhof gelegen. Het feit dat men in het verleden weinig cultuur-historische aandacht heeft besteed aan dit gebied, wil niet zeggen dat het er niet zou zijn, integendeel. Gevolgen voor woon- en leefmilieu. In deze paragraaf van de start-MER wordt volledig voorbij gegaan aan de huidige bevolking in het plangebied, die het veld moeten ruimen. De sociale structuur van eeuwenlang boeren wordt vernietigd. Aan de landbouwbevolking met jonge gezinnen, die hier geworteld zijn en een goed bestaan hebben, heeft de overheid momenteel geen toekomst te bieden. Recreanten zijn net als trekvogels, passanten. Recreatie. De recreatiemogelijkheden lijken in dit plangebied eerder beperkt te worden dan ruimte te krijgen. Vogelbescherming Nederland voert momenteel een succesvolle juridische strijd om het gebruik van de strandjes aldaar te verbieden en zelfs de wandel- en fietsmogelijkheden te verbieden. Hier werd juist graag gebruik van gemaakt. Wat zal straks de toegankelijkheid van de zandplaten en de van de schorbuffer worden? Wat wordt de verkoopbaarheid van de vrije tijdswoningen en het gebruik van de jachthaven als juist hier het recreatief gebruik onder druk staat en ook een golfbaan niet mogelijk blijkt? Zeker in een langere periode met een lagere conjunctuur. Conclusie. Aan deze start-MER kleven veel onvolkomenheden en relevante kwesties worden weggeschoven. Voor meer geld komt minder veiligheid terug. Een scala aan onbekende kosten naast onzekere opbrengsten. Verstoorde sociale verhoudingen en waterhuishouding. Een zich anders ontwikkelende natuur dan die op de tekentafel is bedacht. Kort om, waar is de overheid in hemelsnaam mee bezig? Waar is de kwaliteit gebleven?
|